Altijd vals? Ik heb hem net laten stemmen, dan is hij toch niet vals? Jawel, een piano is altijd vals. Je bent waarschijnlijk zo gewend aan de stemming van de piano dat je het niet merkt, maar het is toch echt zo. Hoe dat komt? Vandaag een klein stukje geschiedenis over de stemming van de moderne piano.
12-toonstelsel
In westerse landen is gekozen om muziek te maken volgens het 12 toonstelsel. We hebben afgesproken dat een octaaf van C naar c, bestaat uit twaalf afstanden: c-cis-d-dis-e-f-fis-g-gis-a-ais-b-c of c-des-d-es-e-f-ges-g-as-a-bes-b-c. In andere werelddelen wordt ook met andere toonsystemen gewerkt, bijvoorbeeld in India. Daardoor klinkt de muziek daar heel anders dan onze muziek. In al onze muziek, klassieke maar ook in popmuziek, gebruiken we het 12-toonstelsel.
Tertsen, kwarten en kwinten
In het 12 toonsstelsel zijn tertsen, kwarten en kwinten heel belangrijk. Een terts is een afstand tussen 3 hele tonen, een kwart een afstand tussen 4 tonen en een kwint een afstand van 5 tonen. Deze afstanden zijn dominant, ze zijn heel belangrijk voor hoe een muziekstuk klinkt. Daarom werd de stemming van de meeste instrumenten bepaald door deze intervallen (afstand tussen tonen).
Pythagoras
Een helemaal zuivere klinkende kwint wordt een reine kwint genoemd. In de Middeleeuwen vonden ze die kwint zo belangrijk, dat ze voor instrumenten de Pythagoreïsche stemming gebruikten. Bij deze stemming worden reine kwinten op elkaar gestapeld. Begonnen ze bijvoorbeeld bij de c, dan stemden ze daar vervolgens de g op af. Daarna stemden ze de volgende kwint, de d, weer op die g af, zodat er een reeks van zuivere kwinten ontstond. Maar als je een instrument op die manier stemt, dan kom je niet precies goed uit op de volgende toon van het octaaf. Maar de stemming van het octaaf (bijvoorbeeld van C – c) moet natuurlijk ook precies kloppen. Dat zijn immers precies dezelfde tonen. Om dat verschil op te vangen werden de andere intervallen te hoog of te laag gestemd. De grote terts klonk bijvoorbeeld altijd heel vals. Toch waren ze in de Middeleeuwen tevreden met deze stemming en werden alle klavecimbels zo gestemd.
Middentoonstemming
Later in de Middeleeuwen besloten ze iets te veranderen aan de stemming, want ze vonden dat het toch beter moest kunnen. De afstand tussen de kwint werd wat kleiner gemaakt. Hierdoor klonk de kwint niet helemaal zuiver meer, maar was de grote terts beter van stemming. Ergens in de reeks zat altijd wel nog een zogenaamde wolfskwint. Dat is een heel vals klinkende kwint, die ontstond doordat ergens de overgebleven afstand opgevangen moest worden. Daarvoor hadden muzikanten uit die tijd wel een oplossing, de wolfskwint speelden ze gewoon niet.
Welgetempereerde of welgetemperde stemming
Na de middentoonstemming werd de welgetempereerde stemming populair. Welgetemperd betekent dat de valsheid van intervallen getemperd of gematigd werden. De afstand van de intervallen werd zo aangepast dat alle intervallen niet helemaal zuiver klonken, maar dat het verschil zo klein was, dat het acceptabel was. Het grote voordeel was dat je nu iedere toonsoort kon spelen, dat kon met de oudere stemmingen nog niet. Drieklanken hadden in de welgetemperde stemming nog een heel eigen klank, waardoor de verschillende toonsoorten een heel eigen karakter hadden.
Gelijkzwevende stemming
Pas aan het begin van de 20e eeuw werden piano’s gestemd volgens de gelijkzwevende stemming. Bij de gelijkzwevende stemming is de afstand tussen alle 12 de tonen van het octaaf precies gelijk. Eigenlijk is er dus een soort van compromis gesloten. Intervallen zijn allemaal net niet helemaal rein of zuiver, maar het verschil is zo klein, dat het voor ons gehoor acceptabel is. Daardoor kunnen we zonder problemen alle toonsoorten spelen en klinken alle toonsoorten ook min of meer gelijk. De voordelen van deze stemming waren zo groot, dat het beetje valsheid op de koop toe genomen wordt.
Zo komt het dat je piano dus eigenlijk altijd ‘vals’ klinkt, maar gelukkig horen we dat zelf dus niet en genieten wij van onze pianomuziek.